Sint-Amandsberg (Gent, B) | Sint-Amandus

In 1880 werd er een nieuw instrument besteld aan Petrus Joannes Vereecken uit Gijzegem. Dit instrument werd ingehuldigd in 1881. Een belangrijke wijziging van dit instrument werd uitgevoerd door Jos Loncke uit Esen in 1938. Hij plaatste een nieuwe speeltafel, een barkermachine en wijzigde de dispositie van het instrument. Verdere ingrijpende wijzigingen werden uitgevoerd door de firma Stevens uit Duffel.

 

Bij de restauratie van 2004 werd getracht het orgel terug te brengen naar de originele toestand die goed gekend was dankzij de aanwezige archieven. Het orgel van Heusden diende als model voor de reconstructie van de speeltafel en de verdwenen registers.

 

De factuur van Vereecken wordt gekarakteriseerd door goed vakmanschap maar moet ook als ietwat robuust beschreven worden. Zo zijn bijvoorbeeld de wanden van zowel de houten als de metalen pijpen vrij dik. De mechanische tractuur vertoont dezelfde robuuste karakteristieken, hetgeen spelen met gekoppelde manualen soms moeilijk maakt. Gedurende de werken werd dus beslist om een nieuwe Barkermachine te plaatsen die geïnspireerd zou worden op de Barkermachines van Salomon Van Bever.

 

De klank van de orgels van Vereecken is mild en zacht en is gebaseerd op een rijke waaier aan 8’ en 4’ in de manualen en tevens op een stevig en rond uitgebouwd pedaal.

 

Dispositie

Grand-Orgue

C – g '''

 

Bourdon 16'

Montre 8'

Viole de Gambe 8'

Flûte harmonique 8'

Bourdon 8'

Flûte 4'

Prestant 4'

Doublette 2'

Fourniture III

Trompette 8'

Clairon 4'

 

Récit / Grand-Orgue

Tremblant

 

Récit

C – g '''

 

Flûte harmonique 8'

Salicional 8'

Bourdon 8'

Voix céleste c° 8'

Flûte harmonique 4'

Dulciana 4'

Basson-Hautbois 8'

Voix humaine 8'

 

Pédale

C – f '

 

Flûte ouverte 16'

Flûte ouverte 8'

Bombarde 16'

Trompette 8'

 

Grand-Orgue / Pédale

Récit / Pédale

Récit / Grand-Orgue

Tremblant

 

Plaats
Sint-Amandsberg (Gent, B)
Bouwjaar
1880 / 2005
Orgelbouwer
Petrus Joannes Vereecken / Guido Schumacher
Dispositie
II – P, 23