Er waren twee overwegingen die aan de grondslag lagen van het concept van dit orgel: enerzijds de verankering in de plaatselijke klassiek-barokke orgelbouw, anderzijds de wens om binnen het engere lokale orgellandschap een duidelijk geprofileerd orgeltype, dat niet meer aanwezig is, opnieuw te realiseren. Het uitgangspunt was dus duidelijk: een sterk Frans georiënteerde dispositie waarin toch lokale eigenheden zijn opgenomen, zoals die eertijds in het gebied tussen Maas en Rijn gebruikelijk waren. Vervolgens werd het concept wat bijgeschaafd, om te kunnen voldoen aan de actuele eisen in het liturgisch gebruik en in het concertleven. Het resultaat is een volledig mechanisch orgel met 29 registers verdeeld over twee manualen en zelfstandig Pedaal. Het orgel is, bij wijze van spreken, meertalig, omdat het ook een onmiskenbaar Franse inslag heeft.
De gekozen opstelling der afzonderlijke werken is vanuit meerdere oogpunten zinvol: een in de balustrade ingeschoven rugpositief, daarachter een hoog oprijzend hoofdwerk, dat de bog vult, en tenslotte een pedaalwerk dat van beneden uit niet zichtbaar is. Het ontwerp van het orgelfront was van de hand van architect Jean Joseph Keller uit Mariaweiler.
Positif de dos I
Bourdon 8'
Salicional 8'
Prestant 4'
Flûte à cheminée 4'
Nazard 2 ⅔'
Doublette 2'
Tierce 1 ⅗'
Petite fourniture III
Cromorne 8'
Tremblant
Grand-Orgue II
Bourdon 16'
Montre 8'
Viole de Gambe 8'
Prestant 4'
Flûte pointue 4'
Quinte 2 ⅔'
Doublette 2'
Tierce 1 ⅗'
Founiture IV
Cymbale III
Cornet IV f°
Trompette 8' basse / haute
Positif / Grand-Orgue
Pédale
Soubasse 16'
Flûte 8' ext. 16'
Flûte 4' ext. 8'
Octave basse 8'
Octave 4' ext. 8'
Bombarde 16'
Trompette 8' ext. 16'
Grand-Orgue / Pédale
Positif / Pédale