Het orgel werd in 1845 vervaardigd door de gebroeders Molinghen, die van 18.. tot 18.. als orgelmakers in Mortier gevestigd waren. De twaalf orgels die van hen bekend zijn, zijn op één uitzondering na alle éénklaviersinstrumenten met aangehangen pedaal. De dispositie wijkt van het klassieke Luikse patroon af door het wegvallen van de hoogliggende enkelvoudige vulstemmen en mixturen, en door de toevoeging van enkele romantische registers in 8'- en 4'- ligging. De orgelkassen vertonen vaak neo-barokke trekken, zoals een opbouw uitgaande van drie ronde torens. De speeltafel is ofwel aan de voorzijde, ofwel zijdelings ingebouwd.
De restauratiewerken beoogden de grondige herstelling van alle elementen: windladen, mechanieken, tracturen, windvoorziening en pijpwerk. Het verdwenen, of nooit geplaatste tongwerk 'Basson-Hautbois' werd naar een historisch voorbeeld gekopieerd. Het pedaal werd uitgebreid tot 27 tonen, en verrijkt met een zelfstandige Subbas 16'.
Grand-Orgue
C – g '''
Bourdon 16'
Montre 8'
Bourdon 8' bas / haut
Viole de Gambe 8' bas / haut
Flûtine 8' haute
Prestant 4'
Doublette 2'
Founiture III
Cornet IV
Trompette 8' basse / haute
Basson 8' bas / Hautbois 8' haut
Pédale
C – d '
Soubasse 16'
Tirasse fixe GO