Het orgel van Reet moet beschouwd worden als het belangrijkste orgel van Christian Penceler en werd gebouwd in 1713. Het snijwerk van de orgelkast werd gemaakt door Petrus Paulus Verelst. In 1766 worden er drie nieuwe blaasbalgen geplaatst door Joannes Van Overbeek en gedurende de jaren 1779-1783 wordt het orgel hersteld door Van Peteghem. Deze laatste plaatst ook twee nieuwe spelen. In 1815 komen Smet et Van Overbeeck
Vader en Zoon tussen bij de vervanging van de tongwerken van het hoofdwerk. De klavieren worden vernieuwd, het pedaal wordt uitgebreid en de dispositie wordt gewijzigd door Smet in 1832. Een radicalere ombouw vindt plaats tussen 1862 en 1870 door Merklin. Hij behoudt enkel de windladen van het hoofdwerk (gemaakt door Van Overbeeck of Smet) en een deel van de oude spelen van Penceler en van Smet/Van Overbeeck. Hij plaatst ook het hoofdwerk één meter lager in de kast en voegt bovenaan een zwelwerk toe
Het restauratieproject beoogde de reconstructie van het instrument in de veronderstelde toestand van 1832. Dit wil zeggen dat de kern van het instrument van Penceler is, maar dat ook de wijzigingen van van Peteghem en Smet bewaard blijven. Gezien het orgel van Reet het grootst aantal pijpen van Penceler bevat werd dit pijpwerk als bepalend genomen voor de nieuwe toonhoogte (410 Hz). De dispositie van het hoofdwerk werd bepaald door de oude windladen en hiervoor werden ook de oude tongwerken van Smet/Van Overbeeck behouden.
De windlade van het onderpositief werd geconstrueerd naar het model van Smet in de Sint-Sulpitiuskerk van van Diest. Dit onderpositief biedt onderdak aan de overblijvende registers van Penceler et van Smet. Een windvoorziening met drie spaanbalgen werd gereconstrueerd en geplaatst in de toren.
De restauratie werd uitgevoerd in 2 fasen : gedurende de eerste fase kwamen de orgelkast, de windlade, de tractuur van het hoofdwerk en de frontpijpen aan beurt. Deze werken werden uitgevoerd door de firma Nijs en Zonen uit Nieuwerkerken.
De tweede fase van de werken werd uitgevoed door de firma Schumacher. Deze fase bevatte alle andere werken die nog aan het instrument uit te voeren waren: de reconstructie van de windvoorziening, de windladen en van de tractuur van het positief, de restauratie en de reconstructie van het intern pijpwerk. Ook de opbouw van de mechaniek en de intonatie gebeurde gedurende deze fase. De werken werden beëindigd in 2009 en daarmee kwam het grootste orgel van Penceler weer tot leven in zijn originele toestand.
Positif I
C – e '''
Bourdon 8'
Flûte traversière 8' sup
Prestant 4'
Flûte 4'
Nasart 2 ⅔'
Doublette 2'
Veldfluyt 2'
Fourniture III
Cornet III
Basson-Hautbois 8'
Clarinette 8' sup
Tremulant
Grand Orgue II
C – e '''
Bourdon 16'
Montre 8'
Bourdon 8'
Prestant 4'
Flûte 4'
Nasart 2 ⅔'
Doublette 2'
Tierce 1 ⅗'
Larigot 1 ⅓'
Fourniture V
Sesquialter II sup
Trompette 8' bas / sup
Clairon 4' bas
Voix humaine 8'
Tremulant
Pedaal
C – d '
Hoofdwerk / Pedaal