Een positieforgel moet compact zijn, gemakkelijk te verplaatsen, maar toch stevig, moet een zeer nauwkeurige mechaniek hebben en moet in staat zijn met slechts enkele registers te beantwoorden aan zeer uiteenlopende taken.
Het orgel moet geschikt zijn om recitatieven, solopartijen en koren te begeleiden, moet kunnen deelnemen aan kamermuziek en moet kunnen fungeren als solo-instrument in een orgelconcert.
Een wel doordacht en gerijpt concept met gedeelde Bas/Diskant registers, transponeerinrichting voor oude muziek en een gerafineerde intonatie beantwoordt aan al deze verschillende taken.
Manual
C – g '''
Gedeckt 8' bass / treble
Flöte 4' bass / treble
Prestant 2' bass / treble
Zimbel II
415 / 440 Hz