In deze protestantse kerk in het 'Bergisches Land' bevinden de drie typische Prinzipalstücke van een protestantse kerk zich boven elkaar: het altaar, de preekstoel en het orgel. Daarentegen brengt de Frans-barokke dispositie in het Bergische orgellandschap een nieuw element binnen.
De orgelkas stamt uit het jaar 1903, maar de schikking der frontpijpen geschiedde naar de logica van het nieuwe concept. Uit het voorgaande orgel uit de XIX de eeuw werden enkele grondstemmen gerecupereerd voor het tweede manuaal. De structuur is op historische voorbeelden geeïst: bovenaan het hoofdwerk, eronder het onderpositief en het pedaalwerk achter in de kas.
Positiv I
Gedeckt 8'
Quintade 8'
Prinzipal 4'
Nasat 2 ⅔'
Flöte 2'
Terz 1 ⅗'
Mixtur III
Krummhorn 8'
Tremulant
Hauptwerk II
Prinzipal 8'
Rohflöte 8'
Oktave 4'
Superoktave 2'
Mixtur III
Zimbel II
Kornett V
Trompete 8'
Clairon 4'
Pedal
Subbass 16'
Oktavbass 8'
Choralbass 4'
Trompete 8'
Positiv / Hauptwerk
Hauptwerk / Pedal
Positiv / Pedal