In het kader van de ingrijpende ombouw en herinrichting van het interieur van deze kerk werd ook een nieuw orgel ingeplant. Helemaal in de geest van Vaticanum II, werd, naar de plannen van architect Franz Jörissen, de binnenruimte herschikt, hetgeen gepaard ging met een verschuiving der objecten met een hoek van 90. Voor het orgel werd gekozen voor een zijdelingse opstelling, rechts op het doksaal, zodat het best kon voldaan worden aan de gestelde opties: ruimte voor het koor, een vlot contact tussen organist en koor, en behoud van zowel centrale als zijdelingse lichtinval. Door de geringe hoogte van deze ruimte was een beheerst maar uitgesproken zangerige klankkarakter gewenst.
In overleg met Hans Steinhaus, die als orgeldeskundige optrad werden vervolgens de verdere opties uitgewerkt. Zo stelde zich de vraag hoe het voorgestelde basisconcept van een klassiek Frans orgel geconcretiseerd diende te worden. Het was immers niet de bedoeling een bestaand historisch orgeltype letterlijk te kopiëren. Wel dienden ook de eigen karakteristieken tot uiting gebracht worden van de orgelmakers, die in de Maas-Rijnstreek gevestigd waren en er het typische orgellandschap gevormd hebben.
Grand Orgue
Montre 8'
Bourdon à cheminée 8'
Prestant 4'
Flûte 4'
Nasard 2 ⅔'
Doublette 2'
Tierce 1 ⅗'
Sifflet 1'
Fourniture IV
Trompette 8'
Positif
Bourdon 8'
Flûte à cheminée 4'
Doublette 2'
Larigot 1 ⅓'
Cornet III
Cymbale IIII
Cromorne 8'
Pédale
Soubasse 16'
Flûte 8'
Flûte 4'
Trompette 8'
Manualkoppel
Pedalkoppel I / P
Pedalkoppel II / P
Tremulant